dienstboden

dienstboden

In de 19e eeuw werkte ongeveer 14% van de Belgische actieve bevolking als dienstbode in een huisgezin. Het waren voornamelijk jonge, ongehuwde vrouwen uit de arbeidersklasse, maar ook mannen werkten in deze sector. Dienstboden waren veelal afkomstig van het platteland en migreerden vaak naar de stad in de hoop meer geld te kunnen verdienen.

Vanaf de late 19de eeuw en dan vooral in het begin van de 20ste eeuw werd het steeds moeilijker geschikte arbeidskrachten te vinden voor het huishoudelijk werk die wilden blijven inwonen. Door dit tekort werd deze sector dan ook één van de meest aantrekkelijke betrekkingen voor buitenlandse vrouwelijke migranten. Tegen het einde van de 19de eeuw kwamen de meeste dienstbodes voornamelijk uit de buurlanden zoals Duitsland, Luxemburg en Nederland.

Na WOI, tijdens het Interbellum, werden de migratieregels verstrengd. Vrouwen die als dienstbode wilden werken werden echter met open armen ontvangen. Hierdoor konden veel jonge vrouwen uit Centraal- en Oost-Europa in België aan de slag. In deze periode waren er heel wat Hongaarse meisjes en vrouwen die naar België kwamen. Ook heel wat joodse vluchtelingen uit nazi-Duitsland maakten van deze regeling gebruik om naar België te komen.

Daar waar in het midden van de 19e eeuw dienstbode een beroep was van zowel vrouwen als mannen evolueerde dit beroep in de 20ste eeuw vooral naar een vrouwenberoep. Na de Tweede Wereldoorlog vormden de knechten (de mannelijke dienstboden) nog maar 10% van het totaal aantal dienstboden. Daarnaast zien we dat het totaal aantal dienstboden na de Tweede Wereldoorlog een scherpe daling kende. De mechanisatie van het huishouden maakte veel personeel overbodig. Toch kwamen nog steeds grote aantallen immigranten naar België om er te werken als dienstbode. In de naoorlogse periode ging het vooral om Italiaanse en Spaanse migranten.

Het was pas in de jaren 1970 dat de dienstboden een statuut kregen en dat een arbeidsovereenkomst bij wet verplicht werd. Hierdoor werden zij heel wat minder populair, en begonnen meer en meer mensen een beroep te doen op niet-inwonende huishoudhulp, zoals poetsvrouwen en tuinmannen. In dit kader werd vooral de Poolse poetsvrouw van de jaren 1990 een bekende figuur. Vandaag lijkt het aantal inwonende dienstbodes opnieuw te stijgen. Wanneer zij onder de aandacht komen, is dat vaak wanneer gevallen van misbruik aan het licht komen. Bijna alle dienstbodes in België zijn het slachtoffer van sociaalrechtelijke misbruiken, en velen vallen ook ten prooi aan fysieke, psychische en/of seksuele misbruiken.

Sulotta De Clercq

Bronnen:

Caestecker F. (2011), Female Domestic Servants as Desirable Refugees: Gender, Labour Needs and Immigration Policy in Belgium, The Netherlands and Great Britain, in: European History Quarterly, 41, pp. 213-230

De Keyzer D. (1997), Madame est servie. Leven in dienst van adel en burgerij (1900-1995), Leuven: Van Halewyck

Hajtó V. (2007), Hungarian domestics in Belgium, 1930-1949, in: BTNG, 37, 3-4, pp. 363-385

Matthys C. (2011), Sex and the city. Dienstmeiden en de diffusie van vruchtbaarheidscontrole in Vlaanderen, 1830-1930, ongepubliceerde doctoraatsverhandeling, UGent

OR.C.A. vzw (2010), Huishoudpersoneel door een andere bril bekeken