Het recente verleden: 1985-2004
Rond het midden van de jaren 1980 vertraagde de instroom van gezinsherenigende migranten. In deze periode waren het vooral de vluchtelingenstromen die een belangrijk aandeel in de migratiebewegingen naar West-Europa en België gingen uitmaken, en die het beeld van de migrant in de publieke opinie sterk gingen bepalen.
Ook in de directe naoorlogse periode en in de periode van crisis had het Westen nu en dan een influx van vluchtelingen gekend. De Hongaarse opstand van 1956 had een heel aantal Hongaarse vluchtelingen naar het Westen gedreven; in 1968 was er de Praagse Lente die heel wat Tsjecho-Slovaakse vluchtelingen op de baan bracht; in 1973 vertrokken vele Chilenen na de machtsgreep van dictator Pinochet; in 1975 kwamen duizenden bootvluchtelingen uit Vietnam en Cambodja in Europa aan, enz.
Vanaf de jaren 1980 kwamen vluchtelingen echter in sneller opeenvolgende golven en uit verschillende conflictgebieden tegelijk naar het Westen. Waar vluchtelingen in de hoogdagen van de Koude Oorlog nog met veel sympathie werden opgevangen, vooral wanneer ze van achter het Ijzeren Gordijn kwamen of andere communistische regimes ontvluchtten, werden deze meer recente vluchtelingen veel minder ruimhartig bejegend. Vooral diegenen wiens komst niet meteen gelinkt kon worden aan een ‘vervolging wegens ras, godsdienst, nationaliteit, het behoren tot een bepaalde sociale groep of politieke overtuiging’ (zoals bepaald in het Internationaal Verdrag betreffende de status van Vluchtelingen), maar eerder aan oorlogsgeweld, natuurrampen of hongersnood, werden er al snel van beschuldigd het asielsysteem te ‘misbruiken’. Hun komst leidde tot veranderingen in het beleid, die erop gericht waren ‘echte’ (volgens de definitie van het Internationaal Verdrag) van ‘valse’ vluchtelingen te onderscheiden.
Doorheen de jaren 1980 zag België vooral vluchtelingen uit sub-Sahara Afrika, en dan vooral uit Ghana en Congo, binnen haar grenzen neerstrijken. Ook Turkije was een belangrijk herkomstland voor vluchtelingen in België, vooral voor Koerdische Turken. De jaren 1990 gaven dan weer een toevloed van Europese vluchtelingen te zien, vooral ten gevolge van de burgeroorlogen op de Balkan. In het begin van de jaren 2000 kwamen dan weer vluchtelingen uit het Midden-Oosten en uit Centraal-Azië naar ons land afgezakt.
Tenslotte kwamen vanaf de jaren 1990 de migratiestromen van Oost- naar West-Europa, die sinds de bouw van het Ijzeren Gordijn bijna opgehouden waren te bestaan, opnieuw op gang. Vele Oost-Europeanen gingen hun geluk beproeven in het Westen, als vluchteling of als arbeidsmigrant. Het is in deze periode dat de clichéfiguren van de Poolse poetsvrouw en bouwvakker, die tot vandaag blijven bestaan, hun oorsprong vinden.
Jozefien De Bock