verenigingen
Het oprichten van verenigingen door migranten is een constante doorheen de migratiegeschiedenis. Altijd en overal hebben migranten politieke, religieuze, sociaal-economische, sportieve en sociaal-culturele verenigingen opgericht. Hoeveel en welk soort verenigingen ontstaan verschilt sterk van plaats tot plaats, van periode tot periode, en hangt van vele factoren af. Enerzijds hangt het zich ontwikkelende verenigingsleven sterk samen met de kenmerken van de migrantengroepen zelf (de reden van migratie, het demografische profiel van de groep, etc.); anderzijds heeft het ook veel te maken met de structuren die aanwezig zijn in de ontvangstsamenleving (het bestaande middenveld, het wetgevend kader, etc.).
De eerste verenigingen die door migranten op poten worden gezet zijn vaak verenigingen gericht op het land van herkomst. Politieke vluchtelingen bijvoorbeeld richten vaak in het ontvangstland verenigingen op met als doel de politiek in het land van herkomst te beïnvloeden – dit was bijvoorbeeld het geval voor de Spaanse vluchtelingen in de nasleep van de burgeroorlog. Andere verenigingen zijn dan weer eerder gericht op de ontwikkeling van het land van herkomst. Dit zijn soms heel informele verenigingen, bijvoorbeeld van dorpsgenoten die samen sparen om een waterleiding in het dorp te laten aanleggen.
Verder richten migranten verenigingen op die hen toelaten samen te komen om in de eigen taal te kletsen, herinneringen op te halen, samen te eten, etc. Dergelijke socio-culturele verenigingen worden door bijna elke migrantengroep opgericht, hoe gering ook in aantal en onafhankelijk van hun plek op de socio-economische ladder – denk maar aan de clubs van welstellende expats. Ook sportverenigingen worden vaak opgericht – in Gent schoten in de jaren 1960 en 1970 de voetbalploegen van migranten als paddenstoelen uit de grond. Na verloop van tijd ontstaan ook religieuze verenigingen. Vaak wordt eerst in informele kring gebeden, en is het pas later dat bijvoorbeeld een gebouw voor de eredienst wordt aangekocht. Dit was het geval voor zowel de Noord-Afrikaanse als Turkse moslims in Gent, die pas in de jaren 1970 echte moskeeverenigingen begonnen in te richten.
In een later stadium gaan de meeste migrantengroepen over tot het oprichten van verenigingen gericht op het leven in het ontvangstland, met de bedoeling er hun situatie te verbeteren. Zo ontstaan eigen vakbonden, middenstandsorganisaties, etc., maar ook organisaties die ijveren voor een betere huisvesting, een betere gezondheidszorg, tegen racisme en discriminatie, etc. Een voorbeeld daarvan is het Gentse Woonfonds, waar migranten mee aan de basis lagen. Wanneer migranten hun kinderen zien opgroeien in het ontvangstland komen daar nog eens organisaties bij gericht op de jeugd, vaak met als bedoeling de taal en cultuur van het herkomstland levend te houden. Zo ontstond in België in de jaren 1970 een vereniging van Spaanse ouders, die Spaanse lessen inrichtten voor hun kinderen.
Vaak vormen migrantenverenigingen een punt van discussie: zijn zij ‘goed’ of ‘slecht’ voor de ‘integratie’ van immigranten in de samenleving? Twee tegenstrijdige standpunten worden hier naar voren gebracht. Enerzijds is er de idee dat een bloeiend migrantenmiddenveld zal leiden tot een betere emancipatie en dus integratie van nieuwkomers; anderzijds is er de angst dat een dergelijke ‘afzondering in eigen kring’ vooral het naast elkaar in plaats van het met elkaar leven bevordert. Onderzoek toont aan dat organisaties zowel ‘bastion’ als ‘bindmiddel’ kunnen zijn, en dat de rol die ze vervullen in grote mate afhangt van de rol die de samenleving hen en hun achterban toebedeelt. Het toont ook dat het overgrote deel van de migrantenorganisaties uiteindelijk steeds meer de participatie van minderheden in de samenleving bevorderd heeft dan hun afzondering ervan.
Jozefien De Bock
Bronnen:
Penninx R. en Schrover M., Bastion of bindmiddel. Organisaties van migranten in historisch perspectief