Gezinsmigratie
Gezinsmigratie is een niet te onderschatten fenomeen: sinds de migratiestop van 1974 is het het belangrijkste kanaal waarlangs nieuwkomers naar ons land migreren. In 2009 maakte gezinsmigratie nog bijna de helft van de totale immigratiebeweging uit. Pas vanaf 2010 daalde de gezinsmigratie naar België. Onder ‘gezinsmigratie’ verstaan we zowel gezinsherenigende als gezinsvormende migratie.
Gezinsherenigende migratie is de migratie van een partner en/of kinderen die een migrant, die al in het ontvangstland gevestigd is, komen vervoegen. Vooral bij arbeidsmigranten is er vaak sprake van een gezinsherenigende migratie. Door de ontvangende landen wordt deze gezinshereniging vaak als een minpunt beschouwd: men wil in de eerste plaats arbeidskrachten rekruteren, geen onproductieve partners en kinderen.
Gezinsvormende migratie of huwelijksmigratie betreft de migratie van een man of vrouw met de bedoeling in het ontvangstland een nieuw gezin te vormen. Deze migratie kan zowel geïnitieerd worden door een migrant als door iemand die in het ontvangstland geboren is, zowel door een Belg als door een niet-Belg. Bij huwelijksmigratie wordt vaak vooral gedacht aan Belgen van Turkse of Marokkaanse herkomst die een partner in het land van hun ouders of grootouders gaan zoeken. Huwelijksmigratie vindt echter ook plaats tussen burgers van EU-landen, en ook de overkomst van ‘importbruiden’ uit de Filippijnen of Rusland is een vorm van huwelijksmigratie.
Met de Vreemdelingenwet van 1980 werd het juridisch onderscheid tussen gezinsherenigende en gezinsvormende migratie opgeheven. Sindsdien wordt alle ‘volgmigratie’ onder dezelfde noemer gevat. Behalve arbeidsmigranten en vluchtelingen kregen met deze wet ook buitenlandse studenten het recht hun gezin naar België te laten overkomen. Maar deze versoepeling was een uitzondering: de algemene tendens sinds de jaren 1980 was er één van een verdere verstrenging van de regelgeving. Vooral in de periode 2006-2008 en dan opnieuw met de nieuwe Vreemdelingenwet van 2011 werden de voorwaarden voor gezinsmigratie opnieuw verscherpt. De leeftijdsgrens werd opgetrokken naar 21 jaar, en er werd een inkomensgrens ingevoerd. Een laatste toegeving van het beleid was het erkennen van gezinsmigratie van niet-gehuwde partners, waarmee het recht aan de veranderende maatschappelijke context werd aangepast. Tenslotte moet ook de toenemende impact van de Europese wetgeving op gezinsmigratie vermeld worden: waar het beleid voor niet-EU-burgers steeds strikter werd, was dat, onder invloed van de voortschrijdende integratie van de EU, niet het geval voor EU-burgers. Zij kennen sinds de laatste wetswijziging zelfs een ruimer recht op gezinsmigratie dan Belgen.
Jozefien De Bock
Bronnen:
- Lens A. (2013), (On)gewenste immigratie? Gezinshereniging in België tot 1980, Antwerpen: Garant
- Caestecker F. (red.) (2005), Huwelijksmigratie, een zaak voor de overheid?, Leuven: Acco