Beluik Zondernaam - Verborgen wonen onder de schoorsteen
Hier, op de plek waar nu het Zondernaampark is, lag in de jaren 60 nog een verwaarloosd beluik. In het midden van de jaren 70 werd het onbewoonbaar verklaard. Tot vlak voor de sloop woonden er nog honderden mensen, oude en nieuwe Gentenaars door elkaar. Je kon er Gents, West-Vlaams, Berbers en Turks horen in één enkele straat.
De bewoners van het beluik leefden dicht op elkaar en deelden hun sanitair. Dat zorgde voor de nodige spanningen, maar resulteerde evenzeer in het ontstaan van hechte burenrelaties, ook over nationaliteitsgrenzen heen. Er werden heel wat staaltjes van onbaatzuchtige burenhulp vertoond. Onder meer priester-arbeider Herman Pillaert is de buurtbewoners bijgebleven.
De fysieke levensomstandigheden waren echter bedroevend. Niet alleen het gebrekkige sanitair, maar ook de staat van de huizen, met instortende daken en wakke muren, creëerde een ongezonde leefomgeving. En niet alleen in dit beluik. Aan het einde van de jaren 70 telde Gent nog zo’n tweehonderd beluiken, die samen meer dan tweeduizend gezinnen huisvestten. De meeste van die beluiken waren er slecht aan toe. Pas in de jaren 80 zou de stad zich eindelijk gaan bezighouden met de zware huisvestingsproblematiek die vooral de lagere inkomensgroepen al decennialang trof.