vluchtelingen
Het 19e-eeuwse België was, zeker in vergelijking met andere Europese landen, een erg liberale staat. Precies om deze reden zochten vele politieke dissidenten er hun toevlucht. Toch moet de legendarische gastvrijheid van de jonge Belgische staat genuanceerd worden. Enerzijds was ze niet absoluut, en vluchtelingen die met hun aanwezigheid de openbare orde bedreigden, werden zonder pardon aan de deur gezet. Anderzijds zochten in de 19e eeuw slechts heel kleine aantallen vluchtelingen hun toevlucht tot België.
De eerste grote test voor de Belgische gastvrijheid kwam er pas in de jaren 1930, toen grote aantallen vluchtelingen, vooral uit nazi-Duitsland en Oostenrijk, er aan de deur klopten, en dat in tijden van economische crisis en politieke instabiliteit. Deze vluchtelingen waren niet welkom in België, en de autoriteiten deden er alles aan om hen aan de grenzen tegen te houden. Toch slaagden enkele tienduizenden vluchtelingen erin het land binnen te komen. Eenmaal in België werden ze gedoogd, zij het slechts tijdelijk, in afwachting van hun vertrek naar een definitief gastland.
De joodse vluchtelingen uit nazi-Duitsland werden meestal niet als vluchteling erkend. De definitie van vluchteling beperkte zich vóór WOII immers tot diegenen die hun land moesten verlaten omwille van politieke activiteiten, en niet omwille van vervolging op basis van een (toegeschreven) etnische identiteit. WO II veranderde dit, en met het internationaal verdrag betreffende de status van vluchtelingen dat op 28 juli 1951 in Genève werd ondertekend, werd elke persoon die zijn of haar land verliet ‘uit gegronde vrees voor vervolging wegens zijn ras, godsdienst, nationaliteit, het behoren tot een bepaalde sociale groep of zijn politieke overtuiging’ als vluchteling erkend. Dit verdrag werd in het Belgisch Parlement bij algemene consensus aanvaard.
Tijdens de hoogdagen van de Koude Oorlog werden vluchtelingen uit communistische landen met open armen ontvangen. Zo nam België na de Hongaarse revolutie 7000 vluchtelingen uit Hongarije op. Het aantal migranten dat zich beriep op het asielrecht bleef in deze periode echter beperkt. Pas vanaf het midden van de jaren 1980 zou hun aantal spectaculair toenemen. Dit ten gevolge van de zich uitbreidende conflicthaarden overal ter wereld, maar zeker ook omwille van de migratiestop, die van het vluchtelingenkanaal één van de weinig overgebleven toegangspoorten tot Europa maakte. Vanaf dan werd het vluchtelingenbeleid steeds meer gecontesteerd. In het publieke discours dook de term ‘economische vluchtelingen’ op, die een implicatie van ‘valsheid’ inhield.
In de jaren 1990 en 2000 zette deze negatieve beeldvorming zich door, en tot vandaag blijft asiel een hot topic. De publieke opinie is vragende partij voor een strikter asielbeleid , en politici die daaraan beantwoorden doen het goed in de opiniepeilingen; anderzijds is er een groeiend protest tegen het terugsturen van ‘geïntegreerde vluchtelingen’, vooral wanneer het gaat om kinderen die teruggestuurd worden naar een land van herkomst dat ze nauwelijks kennen.
Jozefien De Bock
Bronnen:
- Caestecker F. (1992), Vluchtelingenbeleid in de naoorlogse periode, Brussel: VUBPress
- Caestecker F. (1993), Ongewenste gasten. Joodse vluchtelingen en migranten in de dertiger jaren in België, Brussel: VUBPress